Suikerziekte hond/kat

Net als bij mensen, komt bij de hond en de kat suikerziekte voor. Hiervoor zijn verschillende oorzaken. Vaak merk je aan je huisdier dat hij veel drinkt en plast, maar ook veel eet en toch mager wordt. De diagnose is makkelijk via urine- en bloedonderzoek te stellen. De behandeling bestaat uit het 2 x daags spuiten van insuline onder de huid. De dierenarts leert de eigenaar dit om thuis te gaan doen.

Wat is suikerziekte?

Lichaamscellen hebben voeding (glucose) nodig om te kunnen functioneren. Als we eten nemen we voeding tot ons. Deze voeding wordt in de maag en darmen afgebroken en komt tenslotte als glucose (suiker) in ons bloed terecht. Om de glucose vanuit het bloed de cellen in te krijgen is insuline nodig. Insuline wordt in de alvleesklier gemaakt door de eilandjes van Langerhans en komt vervolgens in het bloed terecht. Insuline opent de cel voor de glucose, het heeft als het ware een sleutelfunctie. Wanneer er een tekort is aan insuline, spreken we van suikerziekte of diabetes mellitus. Glucose kan dan de lichaamscellen niet in en blijft in het bloed circuleren zonder dat het gebruikt wordt. De nieren scheiden uiteindelijk dit overtollig glucose uit via de urine. Hiervoor is veel water nodig. Het dier gaat daardoor erg veel drinken. Daarnaast blijven de cellen om voeding (glucose) vragen waardoor het dier continu een hongergevoel heeft en dus veel zal eten. Ondanks dit vele eten wordt het dier magerder aangezien er geen voeding in de cellen komt. Kortom: een dier dat veel drinkt en eet en toch afvalt, is verdacht van suikerziekte.

Symptomen

  • Veel drinken, veel plassen
  • Grote eetlust
  • Vermageren
  • Meer slapen
  • Weinig energie
  • Honden kunnen een troebele lens ontwikkelen (staar)
  • Plukkerige vacht

Hoe ontstaat suikerziekte?

Dit kan bij de hond ontstaan door het afsterven van de cellen in de eilandjes van Langerhans. Daarnaast kan een teef na een loopsheid onder invloed van hormonen suikerziekte ontwikkelen. Een derde mogelijkheid is dat onder invloed van bepaalde medicijnen suikerziekte gaat ontstaan. Bij de kat ontstaat suikerziekte vaak door overgewicht en inactiviteit. Dit is te vergelijken met de ouderdomssuiker die we veel bij mensen zien.

Diagnose

We kunnen suikerziekte gelukkig makkelijk vaststellen door middel van urine- en bloedonderzoek. Symptomen zoals veel eten en drinken en toch magerder worden zijn kenmerkend voor (o.a.) suikerziekte. Mocht u uw huisdier van suikerziekte verdenken dan is het verstandig een beetje urine mee te nemen naar uw dierenarts. Als hier inderdaad glucose in zit, wordt meestal meteen een beetje bloed bij uw dier afgenomen. Als daar ook een veel te hoog gehalte aan glucose in zit, kunnen we de diagnose suikerziekte vaststellen.
Indien het gaat om een niet gesteriliseerde teef, wordt aangeraden deze eerst te steriliseren. Ook wordt naar eventuele medicatie gekeken en wordt deze aangepast indien mogelijk. Overgewicht moet ook aangepakt worden. Bij de kat is afvallen en het bevorderen van activiteit erg belangrijk.

Therapie

Als de diagnose eenmaal gesteld is, moet er een behandeling ingesteld worden. Dit houdt in dat u uw hond of kat twee keer per dag met insuline ingespoten moet worden op vaste tijden.

Om te bepalen hoeveel insuline uw dier nodig heeft, (we noemen dit reguleren of instellen), moet bloed geprikt worden. Hoe vaker u de hoeveelheid suiker in het bloed bepaalt, des te beter kan de suikerpatiënt worden ingesteld. Omdat stress de hoeveelheid suiker in het bloed kan verhogen, is het fijn als de eigenaar zelf bloed leert prikken. Dit is niet moeilijk. Bijna iedereen kan bloed leren prikken.

Ook het insuline spuiten is makkelijk te leren en geeft meestal weinig problemen. Men moet zich wel realiseren dat regelmaat erg belangrijk is en dat de hond of kat ook z’n insuline moet krijgen in het weekend of als u een dagje weg gaat. Uw dierenarts zal u begeleiden met het reguleren van de suikerziekte van uw huisdier.

Dieet en suikerziekte

Eten verhoogt de hoeveelheid suiker in het bloed.

Hond

Het is goed  om de dagportie in tweeën te delen en uw hond twee maal daags te voeren. Als u uw hond twee maal per dag insuline geeft, kunt u de injectie meteen na de maaltijd geven. Geeft u eenmaal per dag insuline, dan geeft u de tweede maaltijd 7 uur na de eerste injectie. Geef twee gelijke porties en iedere dag hetzelfde hoeveelheid en samenstelling.

Kat

Als uw kat gewend is om zelf te bepalen wanneer hij eet, (er staan altijd brokjes), dan mag dit zo blijven. Eet uw kat in maaltijden, dan raden wij aan om de dagportie in tweeën te delen en uw kat dus twee maal daags te voeren. U kunt de insuline dan meteen na de maaltijd geven.

Voor vragen kunt u altijd contact opnemen
Neem contact op